Interview Gert van Duinkerken, manager Wageningen Livestock Research
Gert van Duinkerken: “Bredere blik van dierwetenschappers”
‘Breder kijken’ is steeds belangrijker geworden in de dierwetenschappen, ziet Gert van Duinkerken, directeur van Wageningen Livestock Research (WLR): “Het wordt steeds belangrijker om vanuit onze diergerichte kennis ‘uit te zoomen’ en te kijken naar de rol van dieren in het voedselsysteem en in onze maatschappij. Schakelen tussen dierkennis en integraal systeemdenken levert nieuwe inzichten op.”
Van Duinkerken studeerde in Wageningen Dierwetenschappen, met als specialisaties diervoeding en agrarische bedrijfseconomie. Daarna werkte hij onder andere bij het Centraal Veevoederbureau, toen nog onderdeel van het Productschap Diervoeder, en bij het Praktijkonderzoek Veehouderij in Lelystad. Vervolgens bij Wageningen Livestock Research: twee jaar als manager business development, twaalf jaar als hoofd van de afdeling diervoeding, en sinds januari 2020 als directeur.
Voedselsysteem
De dialoog over het voedselsysteem van de toekomst vraagt om inbreng van diverse partijen, zowel professionals als burgers. “Daarbij zijn kennis en feiten belangrijk, maar spelen ook percepties en emoties een rol”, vindt Gert. Neem de dialoog over lokaal geproduceerd voedsel versus import en export van grondstoffen en voedsel. Internationale handel in grondstoffen en levensmiddelen zal altijd blijven bestaan. Consumenten verwachten een divers voedselaanbod, met een mix van dierlijke en plantaardige producten, in alle seizoenen en het is de kunst om dat gevarieerde voedingsmiddelenpakket zo duurzaam mogelijk te produceren. Daarbij heeft importeren niet per definitie een hogere milieu- en klimaatvoetafdruk dan lokaal produceren, maar er kunnen ook andere factoren een rol spelen waardoor consumenten een voorkeur hebben voor lokale producten. Denk aan herkenbaarheid en transparantie over de herkomst. Dat draagt bij aan het gevoel van eerlijk geproduceerd en veilig voedsel en het ondersteunt de lokale economie. In de afgelopen jaren, met de coronapandemie, geopolitieke spanningen en oorlogen, is nog duidelijker geworden dat we onze systemen niet alleen efficiënt, maar ook weerbaar en robuust moeten inrichten, benadrukt Van Duinkerken. “Minder afhankelijk zijn van import van cruciale grondstoffen en producten vanuit andere continenten.”
Het dier in de kringlooplandbouw
“Een circulair systeem zonder dieren kan in de praktijk niet”, stelt Van Duinkerken. Want zonder dieren is het systeem minder duurzaam. Bijvoorbeeld omdat we dan geen organische mest hebben om de bodem vruchtbaar te houden, en omdat er meer land nodig is voor voedselproductie. Bij het telen en verwerken van gewassen voor humane voeding houden we immers veel co-producten en reststromen over van de plantendelen die wij als mensen niet kunnen of willen consumeren. En niet op alle gronden is het telen van voedingsgewassen mogelijk. Door dieren in het voedselsysteem te betrekken, en plantaardige en dierlijke productie te integreren en balanceren, kunnen we voldoende voedsel produceren, met minder landgebruik. “Maar we moeten wel oog hebben voor de belangen en het welzijn van het dier zelf. Rundvee eet gras en kan gehouden worden op marginale gronden, en varkens en kippen ‘verwerken’ reststromen uit de voedselketen. Maar een dier is meer dan een omzetter van biomassa. Dieren hebben ook een eigen, intrinsieke waarde.” Aandacht voor hun welzijn is dan ook een absolute voorwaarde in de veehouderij, vindt Van Duinkerken. Ook in dat opzicht is de brede blik van de dierwetenschapper cruciaal.
Verduurzaming van ons voedselsysteem en het sluiten van de kringloop vraagt niet alleen om aandacht voor duurzame productie, maar ook voor de wijze van consumptie. Op systeemniveau liggen er grote uitdagingen in het terugdringen van overconsumptie van eiwitten in ‘rijke landen’, en het terugdringen van voedselverspilling. “Meer dan een derde deel van het geproduceerde voedsel gaat verloren en wordt nooit geconsumeerd.” Van Duinkerken pleit voor aandacht in onderzoek, beleid en maatschappij voor het terugdringen van deze voedselverliezen. “En als er dan toch nog verliezen overblijven, laten we dan oplossingen bedenken hoe we die reststromen alsnog zo hoogwaardig mogelijk kunnen benutten.”
Stikstof en klimaat
Op dit moment is er veel discussie over de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak (stikstof). “Klimaatverandering is een wereldwijd probleem en alle landen moeten dan ook aan de slag met klimaatdoelen, zowel om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren als om meer koolstof vast te leggen in de bodem en in biomassa”, legt Van Duinkerken uit. Stikstof is op dit moment een ‘hot issue’ in Nederland, vanwege de intensiteit van onze landbouw, industrie, mobiliteit en bevolkingsdichtheid, maar ook dit zal in steeds meer gebieden in de wereld een thema worden: “Kennisuitwisseling tussen landen is daarom belangrijk”, zegt Gert. Om de stikstofuitstoot en -depositie in Nederland te beperken wordt een forse bijdrage van de landbouw verwacht. Van Duinkerken benadrukt dat de maatregelen wel ruimte moeten bieden voor ondernemerschap, vakmanschap en voor een gebiedsspecifieke aanpak. Je kan generieke beleidsdoelen voor bijvoorbeeld klimaat en stikstof niet vertalen in generieke oplossingen. Oplossingsrichtingen moeten passen in de context en omstandigheden van een specifiek gebied of een specifiek bedrijf. In het westelijk veenweidegebied zijn de uitdagingen en omstandigheden anders dan op droge zandgronden in de Achterhoek. Dat vraagt dus om maatwerk, met oog voor het samenspel tussen landbouw en natuur. Ook vindt hij het belangrijk dat stikstof en broeikasgassen integraal worden aangepakt, om te voorkomen dat verbetering op het ene thema leidt tot verslechtering op het andere.
Netwerken en dialoog
Van Duinkerken is actief binnen de EAAP, de European Federation of Animal Science, een internationaal netwerk van dierwetenschappers. Hij is ook lid van NZV: “Een nuttig netwerk binnen Nederland, maar misschien moet NZV wat meer internationaliseren om ook de buitenlanders die in Wageningen studeerden te betrekken bij de NZV”, geeft hij de vereniging ter overweging mee: “Online activiteiten bieden kansen om de wereldwijd uitgevlogen dierwetenschappers betrokken te houden”, denkt Gert. Hij hoopt ook op meer diversiteit in de ledenpopulatie van de NZV, zodat bijvoorbeeld alle jaargangen vertegenwoordigd zijn, want: “Diversiteit geeft kracht en vernieuwing in elke organisatie.”
Ten slotte
De Nederlandse Agri&Food cluster staat wereldwijd aan de top. Een netwerk van professionals, zoals NZV, is cruciaal om de innovatiekracht van de sector optimaal te benutten. Dierwetenschappers dragen bij aan een duurzame, rendabele en veilige voedselproductie, met oog voor landschap, natuur, diergezondheid en -welzijn.